Wil je in alle rust uw woning verhuren zonder dat je constant de verplichtingen van uw huurder moet opvolgen? Vastgoed Glorieux kan alle verplichtingen van uw huurder voor u opvolgen!
Toepasselijke wetgeving betreffende de aansprakelijkheidsverzekering
Algemeen
- De verschillende soorten aansprakelijkheid onderscheiden (morele, burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid) en herkennen welke aansprakelijkheden al dan niet verzekerbaar zijn.
- De contractuele aansprakelijkheid en buitencontractuele aansprakelijkheid van elkaar onderscheiden en het belang van dit onderscheid op verzekeringsvlak bepalen.
- 1. Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wettelijke bepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen medecontractanten.
Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van zijn medecontractant, kan deze medecontractant de verweermiddelen inroepen die voortvloeien uit zijn contract met de benadeelde, uit de wetgeving inzake bijzondere contracten en uit de bijzondere verjaringsregels van toepassing op het contract. Dit is niet het geval bij vorderingen tot schadeloosstelling voor schade als gevolg van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of van een fout begaan met het opzet schade te veroorzaken.
- 2. Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten.
Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van een hulppersoon van zijn medecontractant, kan deze laatste dezelfde verweermiddelen inroepen als zijn opdrachtgever op grond van paragraaf 1 kan inroepen met betrekking tot de verbintenissen aan de uitvoering waarvan de hulppersoon meewerkt.
De hulppersoon kan eveneens de verweermiddelen inroepen die hij zelf in dit verband tegen zijn medecontractant kan inroepen op grond van paragraaf 1.
- Zich herinneren dat de bepalingen van Boek 6 van aanvullend recht zijn en de wettelijke uitzonderingen op deze regel herkennen (art.6.1).
- Zich herinneren dat de wettelijke bepalingen van de buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing kunnen zijn tussen medecontractanten, tenzij de wet of het contract anders bepaalt (art. 6.3, § 1, eerste lid).
- Bepalen welke verweermiddelen de medecontractant kan inroepen als de benadeelde medecontractant schadeloosstelling vordert op grond van de buitenconctractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis en herkennen voor welke vorderingen tot schadeloosstelling dit niet het geval is (art. 6.3 § 1, tweede lid).
- 1. Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wettelijke bepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen medecontractanten.
Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van zijn medecontractant, kan deze medecontractant de verweermiddelen inroepen die voortvloeien uit zijn contract met de benadeelde, uit de wetgeving inzake bijzondere contracten en uit de bijzondere verjaringsregels van toepassing op het contract. Dit is niet het geval bij vorderingen tot schadeloosstelling voor schade als gevolg van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of van een fout begaan met het opzet schade te veroorzaken.
- Zich herinneren dat tenzij de wet of het contract het anders bepaalt, de wetsbepalingen van de buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing zijn tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten (art. 6.3, § 2, eerste lid).
- 2. Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten.
Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van een hulppersoon van zijn medecontractant, kan deze laatste dezelfde verweermiddelen inroepen als zijn opdrachtgever op grond van paragraaf 1 kan inroepen met betrekking tot de verbintenissen aan de uitvoering waarvan de hulppersoon meewerkt.
De hulppersoon kan eveneens de verweermiddelen inroepen die hij zelf in dit verband tegen zijn medecontractant kan inroepen op grond van paragraaf 1.
- Bepalen welke verweermiddelen de hulppersoon kan inroepen als de benadeelde op grond van de buitenconctractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling vordert van deze hulppersoon voor de schade veroorzaakt door de niet nakoming van een contractuele verbintenis (art. 6.3, § 2, tweede en derde lid).
De hulppersoon kan eveneens de verweermiddelen inroepen die hij zelf in dit verband tegen zijn medecontractant kan inroepen op grond van paragraaf 1.
- Zich herinneren dat, tenzij de wet anders bepaalt, de bepalingen van Boek 6 van toepassing zijn op zowel private en publieke rechtspersonen als natuurlijke personen (art.6.4).
- Het beginsel van de aansprakelijkheid voor eigen daad formuleren (art. 6.5) en de wezenlijke bestanddelen hiervan identificeren.
Eenieder is aansprakelijk voor de schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt.
(Eenieder = zowel private als rechtspersonen = iedereen is gelijk)
- In het kader van de aansprakelijkheid voor eigen daad het begrip ‘fout’ definiëren en toepassen (art 6.6, § 1) en herkennen welk gedrag vereist wordt door de ‘algemene zorgvuldigheidsnorm’ (art. 6.6, § 2 eerste lid).
- 1. De fout bestaat uit de schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag oplegt of verbiedt of van de algemene zorgvuldigheidsnorm die geldt in het maatschappelijk verkeer.
§ 2. De algemene zorgvuldigheidsnorm vereist een gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst.
Bij de toepassing ervan kan onder meer rekening gehouden worden met:
1° de redelijkerwijze voorzienbare gevolgen van het gedrag;
2° de evenredigheid van het risico dat de schade zich voordoet, haar aard en haar omvang ten opzichte van de inspanningen en maatregelen nodig om haar te vermijden;
3° de stand van de techniek en van de wetenschappelijke kennis;
4° de eisen van goed vakmanschap en goede beroepspraktijken;
5° de beginselen van goed bestuur en goede organisatie.
- De gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid voor fout herkennen (art 6.7 en 6.8).
Overmacht
Er is overmacht wanneer het onmogelijk is de toepasselijke gedragsregel na te leven.
De persoon die zich in de onmogelijkheid bevindt de toepasselijke gedragsregel na te leven is niet aansprakelijk op grond van artikel 6.5, tenzij deze onmogelijkheid te wijten is aan zijn fout.
Bij de beoordeling van deze onmogelijkheid wordt rekening gehouden met het onvoorzienbare of onvermijdbare karakter van het feit dat de naleving van de regel verhindert.
Andere gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid voor fout
De persoon die de toepasselijke gedragsregel niet naleeft, is niet aansprakelijk op grond van artikel 6.5:
1° wanneer hij een onoverwinnelijke dwaling begaat, in feite of in rechte;
2° wanneer hij ingevolge fysieke of psychische dwang onmogelijk de in de wet bepaalde gedragsregels kan naleven;
3° wanneer een noodtoestand hem ertoe brengt een belang te vrijwaren dat aan een ernstig en dreigend gevaar is blootgesteld en waarvan de waarde hoger is dan het belang dat hij prijsgeeft;
4° wanneer hij handelt op grond van een bevel van de wet of van de overheid, tenzij dit bevel klaarblijkelijk onwettig is;
5° wanneer hij handelt uit wettige verdediging doordat een verweer noodzakelijk is ingevolge een onrechtmatige aantasting van zijn fysieke integriteit of een acute dreiging hiervan en dit verweer proportioneel is aan deze aantasting of dreiging;
6° wanneer de benadeelde geldig heeft toegestemd in de aantasting van belangen waarover deze kon beschikken.
- Het begrip ‘overmacht’ herkennen en toepassen (art. 6.7).
Er is overmacht wanneer het onmogelijk is de toepasselijke gedragsregel na te leven.
De persoon die zich in de onmogelijkheid bevindt de toepasselijke gedragsregel na te leven is niet aansprakelijk op grond van artikel 6.5, tenzij deze onmogelijkheid te wijten is aan zijn fout.
- Bepalen vanaf welke leeftijd een minderjarige aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit (art. 6.9 en 6.10).
Minderjarigen van minder dan twaalf jaar
De minderjarige van minder dan twaalf jaar is niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
Minderjarigen van twaalf jaar of meer
De minderjarige van twaalf jaar of meer is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De rechter kan echter oordelen dat de minderjarige geen schadeloosstelling verschuldigd is of de door hem verschuldigde schadeloosstelling beperken. Hij doet uitspraak naar billijkheid, rekening houdend met de omstandigheden en met de economische en financiële toestand van de partijen.
Wanneer de aansprakelijkheid van de minderjarige gedekt is door een verzekeringsovereenkomst, kan de rechter niet oordelen dat geen schadeloosstelling verschuldigd is, noch deze beperken tot een bedrag dat lager is dan dat waarvoor deze verzekeringsovereenkomst dekking verleent.
- Zich herinneren dat de persoon die lijdt aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast, aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit (art. 6.11).
- Bepalen of de rechter mag oordelen dat de minderjarigen van twaalf jaar of meer en de geestesgestoorden geen schadeloosstelling verschuldigd zijn en of hij de door hen verschuldigde schadeloosstelling mag beperken (art. 6.10, tweede lid en derde lid en art 6.11, tweede lid).
Minderjarigen van twaalf jaar of meer
De minderjarige van twaalf jaar of meer is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De rechter kan echter oordelen dat de minderjarige geen schadeloosstelling verschuldigd is of de door hem verschuldigde schadeloosstelling beperken. Hij doet uitspraak naar billijkheid, rekening houdend met de omstandigheden en met de economische en financiële toestand van de partijen.
Wanneer de aansprakelijkheid van de minderjarige gedekt is door een verzekeringsovereenkomst, kan de rechter niet oordelen dat geen schadeloosstelling verschuldigd is, noch deze beperken tot een bedrag dat lager is dan dat waarvoor deze verzekeringsovereenkomst dekking verleent.
Personen met een geestesstoornis
De persoon die lijdt aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast, is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De rechter kan echter oordelen dat die persoon geen schadeloosstelling verschuldigd is of deze beperken op de wijze bepaald in artikel 6.10, tweede lid, rekening houdend met artikel 6.10, derde lid.
Cf. de aanwezigheid van een aansprakelijkheidsverzekering
- De draagwijdte en de toepassingsvoorwaarden bepalen van de aansprakelijkheid van de titularissen van het gezag over de persoon van de minderjarigen van minder dan zestien jaar en van zestien jaar of meer (art. 6.12, eerste en tweede lid).
Ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers, voor zover zij het gezag hebben over de persoon van een minderjarige van minder dan zestien jaar, zijn foutloos aansprakelijk voor de schade die deze laatste door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaakt aan derden.
Ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers, voor zover zij het gezag hebben over de persoon van een minderjarige van zestien jaar of meer, zijn aansprakelijk voor de schade die deze laatste door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaakt aan derden. Zij zijn niet aansprakelijk indien zij aantonen dat de schade niet te wijten is aan een fout van hun kant.
- De draagwijdte en de toepassingsvoorwaarden bepalen van de aansprakelijkheid van de personen belast met het toezicht op anderen (art. 6.13).
De persoon die op grond van een wettelijke of reglementaire bepaling, een gerechtelijke of administratieve beslissing of een contract ermee belast is op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen te organiseren en te controleren, is aansprakelijk voor de schade die deze laatsten door hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaken aan derden terwijl zij onder zijn toezicht staan. Hij is niet aansprakelijk indien hij aantoont dat de schade niet te wijten is aan een fout in het toezicht van zijn kant.
Een onderwijsinstelling is aansprakelijk voor de schade die haar leerlingen door hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaken aan derden terwijl zij onder haar toezicht staan. Zij is niet aansprakelijk indien zij aantoont dat de schade niet te wijten is aan een fout in het toezicht van haar kant.
- De draagwijdte en de toepassingsvoorwaarden bepalen van de foutloze aansprakelijkheid van de aansteller (art. 6. 14).
- 1. De aansteller is foutloos aansprakelijk voor de schade door zijn aangestelde aan derden veroorzaakt tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van zijn functie, als gevolg van zijn fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De aansteller is de persoon die voor eigen rekening in feite gezag over en toezicht op het gedrag van een ander kan uitoefenen.
- De draagwijdte en de toepassingsvoorwaarden bepalen van de foutloze aansprakelijkheid van rechtspersonen van privaat recht en van publiek recht voor hun bestuursorganen en de leden ervan’ (art. 6.15).
Aansprakelijkheid van rechtspersonen voor hun bestuursorganen
en de leden ervan
De rechtspersoon van privaat recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn bestuursorganen of door de leden, in rechte of in feite, van die organen aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De rechtspersoon van publiek recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn organen of de leden van zijn organen die geen deel uitmaken van zijn personeel aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
- De draagwijdte en de toepassingsvoorwaarden bepalen van de foutloze aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken (art. 6.16).
Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken
De bewaarder van een zaak is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek van die zaak.
De bewaarder is de persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over de zaak. De eigenaar wordt vermoed bewaarder van de zaak te zijn, tenzij hij bewijst dat de bewaring bij een ander berust.
Een zaak is gebrekkig wanneer zij door een van haar kenmerken niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten in de gegeven omstandigheden.
- De draagwijdte en de toepassingsvoorwaarden bepalen van de foutloze aansprakelijkheid voor dieren (art. 6.17).
De bewaarder van een dier is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door dit dier.
De bewaarder is de persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over het dier. De eigenaar wordt vermoed bewaarder van het dier te zijn, tenzij hij bewijst dat de bewaring bij een ander berust.
- Zich herinneren dat een tot aansprakelijkheid leidend feit oorzaak van de schade is indien het een ‘noodzakelijke voorwaarde’ is voor deze laatste. (art. 6.18, § 1) en dat er geen aansprakelijkheid is als het verband tussen het tot aansprakelijkheid leidende feit en de schade dermate verwijderd is dat het kennelijk onredelijk zou zijn de schade toe te rekenen aan de persoon die wordt aangesproken (art. 6.18, § 2).
- Zich herinneren dat meerdere personen ‘in solidum’ aansprakelijk kunnen zijn (art. 6.19), dit begrip begrijpen en de gevolgen hiervan uitleggen.
Aansprakelijkheid in solidum
1. Meerdere personen die aansprakelijk zijn voor onderscheiden tot aansprakelijkheid leidende feiten die oorzaak zijn van eenzelfde schade, zijn in solidum aansprakelijk voor deze schade.
§ 2. Meerdere personen die aansprakelijk zijn voor eenzelfde tot aansprakelijkheid leidend feit zijn in solidum aansprakelijk voor de door dit feit veroorzaakte schade.
Wie een andere persoon aanzet om een fout te begaan of hem met dit doel helpt, is met deze persoon in solidum aansprakelijk voor de door deze fout veroorzaakte schade.
- Zich herinneren dat indien een fout van de benadeelde een van de oorzaken is van de schade die hij lijdt, zijn recht op schadeloosstelling verminderd wordt in de mate dat zijn fout heeft bijgedragen tot het ontstaan van deze schade (art. 6.20, § 1).
Zich herinneren dat de benadeelde geen recht heeft op schadeloosstelling als:
- de fout die hij beging met het opzet schade te veroorzaken een van de oorzaken is van zijn schade;
- deze fout begaan werd door een persoon voor dewelke hij aansprakelijk is (art. 6.20, § 3).
- Zich herinneren dat wanneer de benadeelde minder is dan twaalf jaar zijn recht op schadeloosstelling niet mag worden verminderd (art. 6.20, § 4).
- Zich herinneren dat wanneer er meerdere aansprakelijken zijn voor eenzelfde schade, degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld regres kan uitoefenen tegen elke aansprakelijke in de mate waarin zijn fout heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade (art. 6.21, § 1).
Wanneer meerdere personen aansprakelijk zijn voor eenzelfde schade, kan degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld regres uitoefenen tegen elke medeaansprakelijke in de mate waarin het feit waarop diens aansprakelijkheid berust heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade.
Het begrip ‘schade’ omschrijven (art. 6.24, eerste lid).
Schade bestaat uit de economische en niet-economische gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang.
Schade die bestaat in het verlies van een voordeel dat rechtstreeks zijn oorsprong vindt in een onrechtmatige gebeurtenis of activiteit die aan de benadeelde kan worden aangerekend, leidt niet tot schadeloosstelling.
- Zich herinneren dat de schade die bestaat in het verlies van een voordeel dat rechtstreeks zijn oorsprong vindt in een onrechtmatige gebeurtenis of activiteit die aan de benadeelde kan worden aangerekend, niet leidt tot schadeloosstelling (art. 6.24, tweede lid).
- Zich herinneren dat enkel ‘zekere’ schade leidt tot schadeloosstelling (art. 6.25).
- De begrippen patrimoniale en de extrapatrimoniale schade herkennen (art. 6.26).
Patrimoniale en extrapatrimoniale schade
Patrimoniale schade omvat alle economische gevolgen van de aantasting. Zij omvat zowel verliezen en kosten als winstderving en waardevermindering.
Extrapatrimoniale schade omvat alle niet-economische gevolgen van de aantasting van de fysieke of psychische integriteit. Deze schade is vergoedbaar in hoofde van de rechtspersoon, voor zover zij verenigbaar is met de aard van deze laatste.
- Zich herinneren dat degene die aansprakelijk is voor schade gehouden is tot ‘integrale’ schadeloosstelling, rekening houdend met de concrete toestand waarin de benadeelde zich bevindt (art. 6.30).
- De doelstellingen herkennen van de schadeloosstelling van de patrimoniale en van de extrapatrimoniale schade (art 6.31, § 1)..
- 1. Schadeloosstelling voor patrimoniale schade strekt ertoe de benadeelde te plaatsen in de toestand waarin hij zich zou hebben bevonden indien het tot aansprakelijkheid leidende feit zich niet zou hebben voorgedaan.
Schadeloosstelling voor extrapatrimoniale schade heeft tot doel de benadeelde een billijke en passende vergoeding toe te kennen voor deze schade.
- De wijzen van schadeloosstelling bepalen: in natura, schadevergoeding of beiden gelijktijdig als dit nodig is voor een integrale schadeloosstelling (art. 6.31, § 2).
- 2. Schadeloosstelling vindt plaats door herstel in natura of door schadevergoeding.
Deze wijzen van schadeloosstelling kunnen gelijktijdig toepassing vinden indien dit nodig is om integrale schadeloosstelling te verzekeren.
- Bepalen op welk ogenblik de omvang van de schade wordt bepaald (art. 6.32).
De omvang van de schade wordt bepaald op de datum die het tijdstip van de effectieve schadeloosstelling zo dicht mogelijk benadert.
- Het begrip herstel in natura herkennen (art. 6.33, § 1).
- 1. Het herstel in natura strekt ertoe de schadelijke gevolgen van een tot aansprakelijkheid leidend feit in werkelijkheid ongedaan te maken.
De rechter kan hiertoe de rechtstoestand van partijen wijzigen of bevel geven maatregelen uit te voeren door de aansprakelijke of, op diens kosten, door een derde en kan de benadeelde machtigen zich hiervoor in de plaats te stellen van de aansprakelijke.
- Bepalen onder welke vorm de toekomstige schade die het gevolg is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit wordt vergoed (art. 6.34).
Toekomstige schade die het gevolg is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit
Toekomstige schade die het gevolg is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit wordt vergoed onder de vorm van een bedrag vastgesteld op forfaitaire wijze, door kapitalisatie of onder de vorm van een rente, naargelang dit passend is. Hierbij wordt, onder meer rekening gehouden met de toestand van de partijen en de belangen van de benadeelde.
De rechter kan een rente opleggen ook al wordt zij niet gevorderd, wanneer doorslaggevende motieven in verband met de bescherming van de benadeelde dit verantwoorden.
- Zich herinneren dat de rechter afzonderlijk elk van de elementen van de schade moet bepalen waarvoor hij schadevergoeding toekent en de uitzonderingen op die verplichting herkennen (art. 6.36).
Afzonderlijke bepaling van de elementen van de schade
Onverminderd het derde lid bepaalt de rechter afzonderlijk elk van de elementen van de schade waarvoor hij schadevergoeding toekent.
De rechter kan de omvang van de schade bij benadering ramen wanneer de exacte bepaling ervan onmogelijk is of buitensporige kosten met zich meebrengt.
Wanneer de omvang van de schade op geen enkele andere wijze kan bepaald worden, kan de rechter de schadevergoeding naar billijkheid vaststellen.
- Zich herinneren dat de benadeelde die vergoed werd voor schade als gevolg van een aantasting van zijn fysieke of psychische integriteit recht kan hebben op een bijkomende schadevergoeding voor nieuwe schade of verergering van de schade en dat de afstand van dat recht zonder uitwerking blijft (art. 6.37).
Nieuwe schade en verergering van de schade
De benadeelde die vergoed werd voor schade als gevolg van een aantasting van zijn fysieke of psychische integriteit kan een bijkomende schadevergoeding vorderen voor de nieuwe schade of een verergering van de schade die het gevolg is van dezelfde aantasting maar die nog niet in rekening is gebracht en waarvan hij op het ogenblik van de beslissing van de rechter of van de buitengerechtelijke regeling redelijkerwijze geen kennis kon hebben.
De afstand van dat recht blijft zonder uitwerking.
- Bepalen op welke vergoeding de benadeelde recht heeft in geval van:
- Beschadiging van een zaak
In geval van beschadiging van een zaak heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten van het herstel ervan.
Indien deze kosten hoger zijn dan de kosten van vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken, is de vergoeding beperkt tot het bedrag van deze laatste. De benadeelde heeft ook recht op vergoeding van de eventuele waardevermindering van de zaak na het herstel ervan.
- Tenietgaan van een zaak of wanneer het herstel ervan niet mogelijk is.
In geval van tenietgaan van de zaak of wanneer het herstel ervan niet mogelijk is, heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten die nodig zijn voor vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken die dezelfde functies vervult.
- Zich herinneren dat het bedrag van de schadevergoeding niet afhankelijk is van het gebruik dat de benadeelde ervan zal maken (principe van de vrije beschikking over de schadevergoeding) (art 6.39).
- Herkennen dat de rechter de bevoegdheid heeft een bevel of verbod op te leggen om een wettelijke regel te doen naleven als de vaststaande of ernstig dreigende schending ervan schade zal veroorzaken (art.6.40).
Bij vaststaande of ernstig dreigende schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag voorschrijft, kan de rechter, op vordering van een partij die aantoont hierdoor een aantasting van een van zijn zaken of van zijn fysieke integriteit te zullen lijden, een bevel of verbod opleggen dat erop gericht is deze wettelijke bepaling te doen naleven.
- Het beginsel formuleren dat ‘de producent aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product’ (art. 6.41).
De producent is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product.
- Herkennen wat onder ‘product’ wordt verstaan (art. 6.42).
Onder "product" wordt verstaan elk lichamelijk roerend goed, ook indien het een bestanddeel vormt van een ander roerend of onroerend goed, of indien het door bestemming onroerend is geworden.
Onder product wordt ook elektriciteit verstaan.
- Herkennen wat onder ‘producent’ wordt verstaan (art. 6.43) en zich herinneren dat de leverancier ook als producent kan worden beschouwd (art. 6.44).
Producent
Onder "producent" wordt verstaan de fabrikant van een eindproduct, de fabrikant van een onderdeel van een eindproduct, de fabrikant of de producent van een grondstof, alsmede eenieder die zich als fabrikant of producent aandient door zijn naam, zijn merk of een ander herkenningsteken op het product aan te brengen.
Andere als producent beschouwde personen
Onverminderd de aansprakelijkheid van de producent, wordt eenieder die, in het kader van zijn economische werkzaamheden, een product in de Europese Unie invoert, met het oogmerk het te verkopen of het gebruik ervan aan derden over te dragen, als producent beschouwd; zijn aansprakelijkheid is dezelfde als die van de producent.
De leverancier van het product dat de schade heeft veroorzaakt, wordt als producent beschouwd wanneer:
1° in het geval het product vervaardigd is op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie, niet kan worden vastgesteld wie de producent van het product is, tenzij de leverancier binnen een redelijke termijn aan de benadeelde de identiteit meedeelt van de producent of van degene die hem het product heeft geleverd;
2° in het geval het product ingevoerd is in de Europese Unie, niet kan worden vastgesteld wie de invoerder van het product is, ook al is de naam van de producent aangegeven, tenzij de leverancier binnen een redelijke termijn aan de benadeelde de identiteit meedeelt van de invoerder of van degene die hem het product heeft geleverd
- Herkennen wanneer een product gebrekkig is (art. 6.45, eerste lid).
Gebrekkig product
Een product is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name:
1° de presentatie van het product;
2° het normaal of redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van het product;
3° het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht.
Een product mag niet als gebrekkig worden beschouwd uitsluitend omdat er nadien een beter product in het verkeer is gebracht.
- De elementen herkennen die de benadeelde moet kunnen bewijzen (art. 6.47).
Het bewijs van de schade, van het gebrek en van het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade moet door de benadeelde worden geleverd.
- Herkennen welke schade moet worden vergoed en niet moet worden vergoed en zich herinneren dat voor de schade toegebracht aan goederen er een franchise wordt afgetrokken (art. 6.51).
Vergoedbare schade
1. De schadeloosstelling die uit hoofde van deze afdeling kan worden bekomen, dekt de schade toegebracht aan personen, met inbegrip van morele schade en, onder voorbehoud van de hiernavolgende bepalingen, de schade toegebracht aan goederen.
- 2. Schade toegebracht aan goederen levert alleen grond tot schadeloosstelling op indien de goederen gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik of verbruik in de privésfeer en door de benadeelde hoofdzakelijk zijn gebruikt voor gebruik of verbruik in de privésfeer.
Schade toegebracht aan het gebrekkig product levert geen grond tot schadeloosstelling op.
Schadeloosstelling voor schade toegebracht aan goederen is slechts verschuldigd onder aftrek van een franchise van vijfhonderd euro.
- 3. De Koning kan het in paragraaf 2 bepaalde bedrag wijzigen teneinde het in overeenstemming te brengen met de besluiten die de Raad heeft vastgesteld met toepassing van artikel 18.2 van de Richtlijn 85/374/EEG van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken.